Binnen de GGZ wordt gewerkt met het Levensfasebudget (LFB). Deze systematiek is van toepassing op het vakantiesaldo van de medewerker. In feite geldt het als een soort spaarpotje, waarmee de medewerker jaarlijks extra verlof opbouwt. Het LFB is vergelijkbaar met het PLB, maar kent specifieke, eigen uitgangspunten.
Zie voor meer informatie over het levensfasebudget:
Kenmerken van LFB
Het meest kenmerkend voor het LFB is dat er wordt gewerkt met het indexeren van uurlonen. Dit houdt in dat aan de hand van het uurloon van een medewerker teruggerekend wordt hoeveel vakantie de medewerker heeft en nog kan opnemen. Deze indexatie wordt conform cao voor 5 jaar vastgezet.
Specifieke uitgangspunten
Het saldo wordt in een specifiek LFB-potje vastgelegd.
Het saldo wordt bepaald aan de hand van het uurloon van de medewerker.
Het saldo is 5 jaar waardevast:
De telling begint aan het einde van het jaar met de eerste LFB-opbouw.
De uren uit 2010 worden eind 2015 geïndexeerd, met het salaris dat eind 2015 bekend is.
Er kan standaard 35 uur per jaar worden opgebouwd.
Er wordt van 1 potje uitgegaan (LFB), dat in de GGZ-cao omschreven is als sparen.
Er wordt gewerkt conform het FIFO-principe (First in - First out).
Voorbeeldberekening
Gegevens
In 2013 heeft medewerker Jansen 2100 minuten (35 uren) LFB-saldo openstaan.
In 2019 wil hij 480 minuten (8 uur) opnemen.
Zijn uurloon staat eind 2018 op 10,00 euro.
Zijn huidige uurloon is 15,00 euro.
Berekening
De waarde van de LFB-pot in 2013 gegeven het uurloon (opname in 2019) betreft 1400 minuten. 2100/15 (euro) * 10 (euro) = 1400 minuten. Dit laten we zien bij Resterende uren met het huidige uurloon (zie ook Levensfasebudget (LFB) inzien en opnemen in Ons).
480 minuten x (15 (euro) / 10 (euro)) = 720 minuten.
Het oudste saldo vervalt vanuit het FIFO-principe eerst. Omdat er meer dan 5 jaar verstreken is, wordt dit saldo geïndexeerd met het huidige loon.
De mutatie van het saldo wordt doorgevoerd over de in 2013 ingevoerde uren: er worden 720 minuten in mindering gebracht.
Hierbij zal in het mutatie-overzicht van het LFB-potje een referentie getoond worden naar de mutatie van 2010.
Negatief LFB-saldo
Een LFB-saldo kan negatief worden als er nog een restant over is in het potje, en met de daaropvolgende registratie meer LFB-uren worden geregistreerd dan er in het saldo over is. Aanvullend kan het saldo negatief zjin als er nu verdere LFB-registraties worden gedaan. Als het saldo dus al op 0 staat en een medewerker méér LFB-uren registreert, dan blijft het potje niet op 0 staan, maar wordt dit een negatief saldo. Daarbij wordt rekening gehouden met:
Er wordt altijd gekeken of er nog saldo beschikbaar is van een van de voorgaande jaren. Mochten er nog uren beschikbaar zijn, dan worden die eerst opgemaakt.
Als het potje van het huidige jaar wordt aangesproken, dan is het nu mogelijk om op een negatief saldo te komen.
Als een medeweker op een negatief saldo met het LFB-potje eindigt, dan wordt dit verrekend met het saldo van het nieuwe jaar nadat de uren geïmporteerd zijn en het 1 januari is geweest. Als er op 1 januari nog geen uren voor bijvoorbeeld 2023 zijn toegewezen, dan gebeurt dit pas zodra de nieuwe uren zijn toegekend.
Positieve potjes worden niet verrekend als een nieuw saldo wordt toegekend.